Tekst uitgesproken door Henk van Gelder

Tekst uitgesproken door Henk van Gelder op de herdenkingsbijeenkomst van Eddy Christiani
in Schouwburg De Meerse in Hoofddorp op maandag 1 november jl.:

 Gelder

  ‘Eigenlijk is dit een rare bijeenkomst.

Om twee redenen:
In de eerste plaats omdat dit typisch een evenement is waar Eddy Christiani ook zelf bij aanwezig had willen zijn. Dan zat hij - tot in de puntjes gekleed, zoals altijd - vriendelijk om zich heen te kijken, sprak de mensen aan die hij kende, en dan stond hij ook mensen die hij niet kende, even beminnelijk te woord. Zo'n evenement kón niet zonder hem, hij belichaamde het Nederlandse amusement als geen ander - van de jaren dertig, tot in de oorlog, van de jaren vijftig en zo verder. Hij zei regelmatig dat hij ging stoppen met zingen, en dat hij nu écht te oud was geworden voor liedjes waarin een geliefde werd uitgenodigd bij de zanger achterop te springen. Maar dan kwamen er weer zo veel aanvragen binnen dat hij toch maar ging beginnen. Niet als een Heintje Davids die nu eenmaal totaal verslaafd was aan het applaus, maar als Eddy Christiani - die nu eenmaal wist hoe veel plezier hij heel veel mensen deed met z'n liedjes. Die ouwe taaie, dat was hij tenslotte zelf. Ja ja, yippiie yippie jé.
Maar dit is ook om een andere reden een rare bijeenkomst. We moeten ons namelijk neerleggen bij het feit dat Eddy Christiani niet meer bestaat. En dat kúnnen we natuurlijk helemaal niet. Eddy Christiani heeft áltijd bestaan. Mijn ouders hebben hem in de jaren dertig nog voor het eerst gehoord. Wij niet. Voor mijn generatie, de babyboomersgeneratie, was Eddy Christiani er altijd. Voor ons heeft hij nooit níet bestaan. Vanaf het moment dat we als kinderen bewust naar de radio gingen luisteren, was Eddy Christiani daar. Met Zonnig Madeira, Hoe je heette dat ben ik niet vergeten en het eveneens ónvergetelijke Ik zie de zon, al schijnt ze niet.
Eddy Christiani markeerde de overgang van de populaire liedjes in de jaren dertig, met in rokkostuum gehulde zangers als Kees Pruis en Willy Derby, naar de popgeneratie die in de jaren zestig opkwam. Als vocalist week hij af van de Pruisen en de Derby's die er vóór hem waren, omdat hij in wezen muzikant was. Z'n gitaar was z'n alles. En hij is alleen maar gaan zingen omdat de caféhouders in de jaren dertig zich afvroegen waarom ze eigenlijk voor een gitarist moesten betalen als ze die helemaal niet konden horen. Zo'n onversterkte gitaar vonden ze nogal overbodig. Eddy Christiani moest dus een andere manier bedenken om zichzelf onmisbaar te maken, en om als muzikant een boterham te verdienen. Hij heeft daar prachtig over verteld in z'n boek 'Het stond in de sterren', dat zo beeldend en bloemrijk werd opgeschreven door z'n fan en ghostwriter Herman Pieter de Boer - die óók al een tijdje niet meer onder ons is.
Als hij als muzikant, bij de band van John de Mol senior senior senior senior, niet genoeg geluid maakte, dan moest hij maar gaan zingen. En dat zingen heeft hij toen niet gebaseerd op het belcanto dat in die dagen door het grote publiek zo graag werd beluisterd, maar door de syncopische swing die vlak vóór de oorlog bij de jongere generatie in de mode was. Hij was geen zanger, hij was een muzikant die zong. En hij probéérde ook geen echte zanger te zijn. Hij zong korte noten vlak vóór of vlak ná de maat, zodat 't ging swingen. Zo werd hij de eerste swingvocalist van Nederland, en de eerste die zich niet op de massa richtte, maar op de jongere generatie. Op z'n eigen leeftijdsgenoten dus. De massale populariteit kwam pas tijdens de oorlog, toen swing gelijk stond aan opstandigheid tegen alles wat Duits was. En na de oorlog werd de swing het ritme van de wederopbouw. Met Eddy Christiani als de stem van het optimisme. Op zaterdagmiddag is alles voorbij, dan zijn er weer centjes, en moeder is blij. Een mooier tijdsbeeld is in het Nederlandse amusementsrepertoire nauwelijks te vinden. Op zaterdagochtend werd nogal alom gewerkt en naar school gegaan (ik ook), maar op zaterdagmiddag was iedereen vrij. Vrij om, bijvoorbeeld naar Eddy Christiani te luisteren.
Zo heeft hij ons begeleid naar de welvaart van later, en naar de nostalgie van nóg weer later. Natuurlijk moeten er ook bewonderende woorden worden gesproken over z'n virtuositeit op de gitaar, en de rol die hij op de achtergrond heeft gespeeld op honderden grammofoonplaten en in tientallen radio-orkestjes. Maar ik wou het vandaag vooral hebben over de man die zo'n icoon is geworden, zo'n icoon van het Nederlandse lied. Onberispelijk van dictie en dus van verstaanbaarheid, cool van swing. De stem van Nederland gedurende pakweg een halve eeuw.
Je zou zeggen dat Eddy Christiani onsterfelijk is geworden. En daarom is het zo raar om het over 'm te hebben alsof hij er niet meer is. Hij is er wél, en hij blijft. Ik stel dan ook voor dat we straks gezamenlijk afspreken dat we deze bijeenkomst niet hebben gehouden. Léve Eddy Christiani!’

 

Back to Top