Jolson, Al
Dat onderzoekers steeds dichter bij hun bronnen kunnen komen zorgt ervoor dat we nu met zekerheid kunnen vaststellen dat Al Jolson wordt geboren op 28 mei 1886. In het hieronder geplaatste artikel uit 1982 hadden we deze zekerheden nog niet, wat de op zichzelf nogal paradoxale gedachte oproept dat het verleden dichter lijkt te komen, met het verstrijken van de tijd.
Al Jolson, geboren Eizer (Asa) Yoelson (28 oktober 1886 – 23 oktober 1950), aanschouwt het levenslicht in Seredzius, gelegen in het huidige Litouwen en is de zoon van de Cantor Mozes Rubin Yoelson en Naomi Etta Eiznerova.
Jolson’s vader reist in 1890 naar Amerika, in die tijd “Het beloofde land” voor emigranten en na enige jaren sparen komt in 1894 de familie ook over.
Het jaar daarna (1895) overlijdt zijn moeder waarna Al moeilijkheden heeft om zich aan de nieuwe situatie aan te passen.
Zijn vader hertrouwt en Al belandt zelfs korte tijd in een kindertehuis/weeshuis (St Mary’s Industrial School for Boys) , tot men er achter komt dat hij geen wees is. (De verhalen variëren van enkele dagen tot enkele weken)
Al en zijn broer Harry komen in 1895 aanraking met de showbiz en raken in de ban als zij Al Reeves zien optreden.
Gedurende een korte periode in 1897 werkt hij bij Reeves, die latere bekendheid verwerft als “The King of Burlesque”, maar al snel wordt de dan 12 jarige Jolson, naar huis gestuurd.
Dat Al zich niet uit het veld heeft laten slaan is in elk geval een zegen gebleken voor de musical. Een groot deel van de ontwikkeling van de musical zou zonder Jolson ongetwijfeld anders zijn verlopen.
Jolson groeit uit tot de best betaalde Amerikaanse artiest in de jaren ’20 en behoord wereldwijd, met Charlie Chaplin en James Cagney tot de meest geïmiteerde mensen van zijn tijd.
Zijn status maakt dat men hem zelfs nu nog beschouwt als de eerste superster die de wereld ooit kende.
In 1927 verschijnt de film The Jazz Singer, die wordt gezien als de eerste echt succesvolle geluidsfilm.
Na de muzikale opening zo’n 4 minuten inde film, spreekt Jolson de legendarische woorden: "Wait a minute, wait a minute I tell yer, you ain't heard nothin’yet.”
Deze woorden, hoewel niet de eerste gesproken woorden in een film, luidden het definitieve einde van het tijdperk van de stomme film in. Steeds meer en vaker worden films voorzien van geluid.
Als Walt Disney dan in 1928 ook zijn tekenfilms begint te voorzien van gesynchroniseerd geluid is het gedaan met het tijdperk van de stomme film.
Steamboat Willie, een verwijzing naar de film Steamboat Bill Jr. (nog zonder geluid) met Buster Keaton, eveneens uit 1928, wordt als eerste officieel uitgebracht, hoewel Plane Crazy en the Gallopin' Gaucho eerder gereed waren.
Veel acteurs die eerder de rollen voor het oprapen hadden , kwamen niet meer aan de bak, domweg omdat zijn geen geschikte stem voor de “talkies” hadden. Casting bureaus konden het zich niet meer permitteren alleen nog op uiterlijke kenmerken te selecteren. Het moest vanaf nu ook goed klinken.
Op een deel van Jolson’s carrière wordt heden ten dagen iets minder positief teruggekeken.
De performances in de zgn. “Blackface” make-up zijn aan hem sterker blijven kleven dan aan tijdgenoten. Hij was niet de enige, maar is er wel zeer sterk mee geassocieerd gebleven.
Andere artiesten die in “Blackface” optraden waren o.m. Eddie Cantor, Bing Crosby, Fred Astaire, Buster Keaton, Joan Crawford, Irene Dunne, Doris Day, Milton Berle, William Holden, Marion Davies, Myrna Loy, Betty Grable, Dennis Morgan, Laurel and Hardy, Betty Hutton, The Three Stooges, Mickey Rooney, Shirley Temple, Judy Garland, Donald O'Connor and Chester Morris and George E. Stone
In de huidige tijd wordt een “Blackface performance” als beledigend, racistisch en respectloos gezien en valt dat te billijken, met name omdat deze vaak vergezeld gaan en gingen van bepaalde stereotyperingen die als beledigend zouden kunnen worden opgevat.
Hoewel de meningen er over verschillen, wordt het ontstaan van de “Blackface” door historici zelfs al in het midden van de 15e eeuw gesitueerd.
De in Amerika bekende verschijningsvorm van na de burgeroorlog (1861 – 1865) had wel een heel raar gevolg.
In het raciaal gescheiden Amerika bleek het voor kleurlingen vaak slechts mogelijk te zijn om op te treden in Blackface make-up in de minstrel shows.
Met name in de zuidelijke staten van Amerika werden zelfs nog tot 1965 wetten en regels nageleefd die die segegatie in de samenleving moesten verankeren. Deze wetten (de zogenaamde Jim Crow laws) ontleenden hun naam aan het podium personage Daddy Jim Crow, zoals vormgegeven door Thomas D. Rice en maakten het gekleurde artiesten veelal onmogelijk op te treden voor blanken en al helemaal niet voor gemengde gezelschappen.
Aan het einde van zijn carrière neemt Als Jolson een coverversie op van het nummer Are you Lonesome tonight. Op het moment dat de plaat verschijnt is de (zelfs dan al ) klassieker, geschreven in 1926 door Roy Turk en Lou Handman bezig aan een revival.
Op de voorpagina van Billboard magazine van 10 juni 1950 staat Jolson, geflankeerd door de Andrews sisters, met wie hij kort tevoren twee plaatkanten had opgenomen, afgebeeld.
Het nummer wordt op de voorpagina als een “potent stukje nostalgie “ weggezet, dat waarschijnlijk de kassa wel zal doen rinkelen.
Bewijs voor de revival van het nummer kan worden gevonden op basis van het feit in dat zelfde nummer van Billboard, de opnames van Blue Barron and his orchestra én de instrumentale versie van Ken Griffin al in de diverse hitlijsten staan.
Ken Griffin komt op de Record Reviews (Rating) tot positie 79 en Blue Barron scoort met name hoor op Airplay, een 27e plaats.
Artikelen (Log-in benodigd)
Jaargang | Nummer | Artikellink |
04 (1982) | 05 | Artikel |
04 (1982) | 05 | (Deel) Discografie |
04 (1982) | 06 | Artikel |
05 (1983) | 01 | Artikel |
05 (1983) | 02 | Artikel |
05 (1983) | 03 | Artikel |
05 (1983) | 04 | Artikel |
05 (1983) | 05 | Artikel |
05 (1983) | 06 | Artikel |
06 (1984) | 02 | Artikel |
06 (1984) | 03 | Artikel |
Muziek (Log-in benodigd)